Opdracht
Als je eens goed naar jezelf kijkt, welke beelden heb je dan zelf over de aan jouw tutorgroep toebedeelde “groepering”?- Ga eens na bij jezelf in hoeverre:
- Factoren bij de doelgroep;
- Gestaltbenadering van sociale waarneming;
- Factoren in de sociale context;
- Factoren bij de waarnemer;
- Attributietheorie
Uitwerking
1) Factoren bij de doelgroep;
Hoe groter de overeenkomst tussen waarnemer en degene die waargenomen wordt des te positiever is de waardering van de waarnemer.
Bij waarnemen van personen wordt gelet op:
Ook dit schema stuurt aandacht, geheugen en beoordeling.
Doorbreken door contact en benadrukken van individuele diversiteit binnen de groep. De gemiddelde doelgroep-persoon bestaat niet!
Bij de attributietheorie heeft de stereotype lift volgens mij het meeste invloed op onze denkwijze over dak- en thuislozen. We krijgen vaak alleen de negatieve informatie over de doelgroep te horen. Bijvoorbeeld dat ze niet kunnen werken, en daarom maar gaan bedelen. Dit is lang niet altijd waar. Elke dak- of thuisloze heeft zijn/haar eigen verhaal over de reden waarom die gene dak- of thuisloos is. Ze gaan hier ook allemaal anders mee om. Het is belangrijk dat we verschillende verhalen van dak- of thuislozen naar buiten kunnen brengen, zodat het duidelijk wordt wat er allemaal aan vooraf is gegaan, en wat de echte reden is dat ze dak- of thuisloos zijn.
- Demografische eigenschappen (sekse, leeftijd, sociale klasse, cultuur, godsdienst, huidskleur);
- Eigenschappen van de sociale rol (vader, moeder, agent, docent, vrijheidsstrijder, terrorist);
- Uiterlijke eigenschappen (dik, dun, geschoren, kleding, uiterlijke verzorging);
- Karaktereigenschappen (zachtaardig, kwaadaardig, spraakzaam);
- Eigenschappen emoties (verdrietig, vrolijk, strijdbaar, agressief);
- Motieven (wat beweegt die persoon).
2) Gestaltbenadering van sociale waarneming;
Sociale cognitie heeft ook te maken met stimulusfactoren (Gestalt): verandert een onderdeel dan verandert de hele Gestalt.- Principe van figuur-achtergrond (voorbeeld: twee hoofddoekjes in een collegezaal vallen op en horen bij elkaar); Bij ons in de buurt zijn er niet veel dak- of thuislozen. Ikzelf zie er in ieder geval maar een paar, en die zijn ook nog meestal in een stad, bijvoorbeeld Roermond of Sittard. Ik woon in een klein dorpje (Heythuysen) en daar zie ik ze nooit. Voor mij valt het dus best wel op als ik een dak- of thuisloze zie, omdat er bij mij in de buurt relatief weinig zijn.
- Principe van nabijheid (mensen die bij elkaar zitten worden als bij elkaar horend en op elkaar lijkend gezien);
- Principe van gelijkheid (mensen die op elkaar lijken horen bij elkaar); Als ik op straat twee of meerdere dak- of thuislozen zie, denk ik inderdaad vaak dat ze bij elkaar horen, dat ze vrienden zijn bijvoorbeeld. Nu ik er over nadenk is dit best wel vreemd, omdat ik ook wel eens per ongeluk naast iemand zit, en dit wil dan ook niet meteen zeggen dat ik deze persoon ken.
3) Factoren in de sociale context;
Primary-effect: allereerste informatie is vaak doorslaggevend; Door erover na te denken moet ik zeggen dat ik inderdaad ben blijven hangen in mijn vooroordeel over dak- en thuislozen. Mensen om mij heen hebben hier meestal het zelfde beeld over (onverzorgd, geen zin om te werken, vies, stinken etc.). Dit heb ik blijkbaar automatisch overgenomen, en verder niet meer nagedacht over andere redenen waardoor ze op straat zijn beland. Ook had ik voor deze OLP nog nooit nagedacht over wat dak- en thuislozen deden voordat ze dak- of thuisloos waren. Voor nu vind ik het heel interessant om daar achter te komen. Dit zou ook mijn beeld over hen kunnen veranderen, en hopelijk kan ik deze informatie dan overdragen naar andere mensen.4) Factoren bij de waarnemer;
Als een cognitief schema over een groep mensen wordt gevormd, dan spreken we over stereotypering: georganiseerde kennis over een groep mensen. Het is een vereenvoudigde, meestal onjuiste, weergave van de werkelijkheid.Ook dit schema stuurt aandacht, geheugen en beoordeling.
Doorbreken door contact en benadrukken van individuele diversiteit binnen de groep. De gemiddelde doelgroep-persoon bestaat niet!
- Aandacht: krijgt huidig gedrag van de geobserveerde dat dit schema bevestigt meer de aandacht -> De dak- en thuislozen die iedereen opvallen zien er vaak onverzorgd uit, slepen met tassen etc. Als ik mensen zie die er zo uitzien, dan denk ik altijd dat die persoon dak- of thuisloos is. Op deze manier gaat mijn aandacht dan naar hen uit.
- Geheugen: herinnert de waarnemer zich vooral gedrag uit het verleden dat bij dit schema past -> Toen ik op vakantie was in Amerika, was ik een stuk pizza aan het eten. De korst hiervan gooide ik in een prullebak naast me, en deze werd vervolgens er meteen weer uitgehaald en opgegeten door een dakloze. Dit is mij altijd bijgebleven omdat ik het heel erg ongepast vond, en ik denk dat ik dit beeld associeer met elke dak- of thuisloze die ik zie.
- Beoordeling: wordt nieuw gedrag beoordeeld en in dat schema ingepast -> Door de komende interviews wordt hopelijk mijn beeld over dak- en thuislozen veranderd. Ze zullen dan waarschijnlijk meer vertellen over waarom ze bepaalde dingen doen, waarom ze dak- of thuisloos zijn geworden. Voorheen moest ik het doen met allemaal aannames van mijzelf en van anderen, en ging ik ervan uit dat dit allemaal waar was.
5) Attributietheorie
Stereotype lift: Als een groep negatieve stereotype informatie krijgt over de kwaliteiten van een andere groep (intelligentie, ruimtelijk inzicht etc.), dan verbetert de prestatie van de niet gestereotypeerde groep (op intelligentie, ruimtelijk inzicht etc.)Bij de attributietheorie heeft de stereotype lift volgens mij het meeste invloed op onze denkwijze over dak- en thuislozen. We krijgen vaak alleen de negatieve informatie over de doelgroep te horen. Bijvoorbeeld dat ze niet kunnen werken, en daarom maar gaan bedelen. Dit is lang niet altijd waar. Elke dak- of thuisloze heeft zijn/haar eigen verhaal over de reden waarom die gene dak- of thuisloos is. Ze gaan hier ook allemaal anders mee om. Het is belangrijk dat we verschillende verhalen van dak- of thuislozen naar buiten kunnen brengen, zodat het duidelijk wordt wat er allemaal aan vooraf is gegaan, en wat de echte reden is dat ze dak- of thuisloos zijn.
Labels:
HCOpdracht,
Psychologie
HC 5: Psychologie en Diversiteit
2014-05-11T06:12:00-07:00
Unknown
HCOpdracht|Psychologie|
Pagina's
Blog Archive
-
2014
(40)
- juni(17)
-
mei(23)
- Artikelen van het internet
- Filmpjes met betrekking tot daklozen
- Sociale Kaart
- Wetgeving
- Veel voorkomende mening over dak en thuislozen
- Hoeveel dak en thuislozen zijn er?
- HC 8: Psychologie en Diversiteit
- HC 18: Ethiek en Diversiteit
- HC 13: Culturele Antropologie en Diversiteit
- HC 19: Organisatiekunde
- HC 18: Ethiek en Diversiteit
- HC 17: Culturele Antropologie en Diversiteit
- HC 16: Sociologie en Diversiteit
- HC 13: Culturele Antropologie en Diversiteit
- HC 12: Agogiek en diversiteit
- HC 11: Onderzoek
- HC 10: Ethiek en Diversiteit
- HC 8: Psychologie en Diversiteit
- HC 7: Culturele Antropologie en Diversiteit
- HC 5: Psychologie en Diversiteit
- HC 4: Culturele Antropologie en Diversiteit
- HC 3: Psychologie en Diversiteit 1
- HC 2: Agogiek en Diversiteit 1 en HC 9: Agogiek en...