Opdracht

  • Probeer de plek van de groepering binnen de samenleving te beschrijven. Met andere woorden; hebben zij een volwaardige plaats binnen de Nederlandse samenleving. Hiervoor kun je begrippen gebruiken zoals interdependentie, cohesie, ongelijkheid, macht sociale positie en kapitaal. (grotendeels uit OLP1 en OLP4).
  • In hoeverre is of wordt de groepering beschouwd als deviant en welke conflicten liggen aan de basis van deze tegenstelling? In welke mate zijn processen zoals stigmatisering, etikettering, stereotypering, self fulfilling prophecy van toepassing? (grotendeels uit OLP2).
  • Wat zijn volgens jullie de belangrijkste (positieve of negatieve) maatschappelijke ontwikkelingen die zich de laatste 20 jaar hebben voorgedaan ten aanzien van deze groepering. Bijvoorbeeld op politiek, economisch of sociaal cultureel vlak. (grotendeels uit OLP3).
  • Probeer op basis van deze analyse een praktijkvoorbeeld te benoemen waarbij de tegenstelling tussen de ingroup (samenleving) en outgroup (groepering) op een aantoonbare wijze is verminderd. (grotendeels uit OLP4).

Uitwerking


Na de interviews zijn we erachter gekomen dat iedere dak- of thuisloze zijn eigen plek heeft binnen de maatschappij, maar hier zelf zijn invulling aan geeft. Het verschilt namelijk per persoon wat de achtergrond is. Vele hebben gewoon jarenlang gewerkt, maar zijn door verschillende nare omstandigheden dak- of thuisloos geworden. Wat betreft de dak- en thuislozen die in instellingen zitten zoals Moveoo of RIMO, zijn ze redelijk afhankelijk hiervan. Ze kunnen er namelijk goedkoop eten krijgen en bij sommige instellingen kunnen ze zelfs overnachten voor een bepaalde tijd (tegen een vergoeding). Het kapitaal van dak- of thuislozen is zeer variërend. De ene moet het doen met een minimum uitkering, de ander krijgt 70% van zijn/haar loon toen ze nog werkten, maar er zijn ook dak- of thuislozen die bakken met geld hebben, maar hier geen gebruik van maken en zich onttrekken uit de maatschappij.

De interviews zijn door ons allemaal als prettig en vooral leerzaam ervaren. Voor ons heeft dit ons beeld over dak- en thuislozen grotendeels veranderd. We hebben vooral ingezien dat ze niet allemaal hetzelfde zijn, en dat ze door verschillende redenen dak- of thuisloos zijn geworden. Hoe ze hiermee omgaan is ook bij iedereen anders.

Bij velen ontbreekt een drijfveer, iets wat hen kan motiveren om alle tegenslagen te kunnen verwerken.  

Ze blijven vaak omgaan met een kleine groep mensen die zich in hun circuit bevinden. Ze hebben ook tot een bepaalde mate contact met de dak- en thuislozen die zich bij dezelfde instelling bevinden. Binnen deze groepen is er dus wel sprake van cohesie, maar die verspreid zich niet naar de buitenwereld. Een verzameling mensen die in meer of mindere mate te onderscheiden van een andere mensen. Een groepering heeft relevantie voor het individu; Identiteit, Geborgenheid, Veiligheid, Status, Sociocentrisme, Sociale hiërarchie. Een groepering heeft relevantie voor de samenleving; Socialisatie, Stabiliteit, Sociale controle (Jager, Mok & Sipkema, 2009).


Wat betreft dak- en thuislozen, is er vaak sprake van stereotypering. Er is een min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen van de gehele groep ten aanzien van een andere groep mensen waardoor de werkelijkheid vertekend wordt
(Jager, Mok & Sipkema, 2009).
Stereotypering had ook op mij een grote invloed. Dit is echter voor mij veranderd door te praten met een dakloze en verhalen van hem en anderen te horen.

De nadruk ligt op de interpretaties van het gedrag of handelingen tussen mensen, de interactie. Aan de handelingen (gedrag/taal) tussen mensen wordt een bepaalde symboliek (stempel) toegekend met al zijn betekenissen en bedoelingen. Mensen reageren niet zozeer op elkaars gedragingen, maar op betekenissen, verwachtingen en bedoelingen die daaraan toegekend kunnen worden. De sociale werkelijkheid wordt dus bepaald door de definitie van de waargenomen toestand en steeds opnieuw geconstrueerd (Jager, Mok & Sipkema, 2009).


Het Rijk en de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) startten in 2006 met het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang om dakloosheid aan te pakken en de doorstroom in de maatschappelijke opvang te verbeteren. Doel was alle (potentiële) daklozen in de vier steden (G4) in beeld krijgen door middel van een integrale, persoonsgerichte aanpak en het realiseren van een sluitende keten van basisvoorzieningen.

De integrale aanpak is succesvol, want deze heeft er toe geleid dat er 10.000 mensen van straat zijn gehaald en een beter (integraal) hulpaanbod hebben gekregen. Hierdoor hebben deze voormalig dak- en thuislozen weer een toekomstperspectief, is er minder overlast op straat en is de veiligheid toegenomen.

Om de geboekte winst vast te houden, willen het Rijk en de G4 de aanpak de komende vier jaar voortzetten en versterken. In deze zogenoemde tweede fase gaat het om het principe dat voorkomen beter is dan genezen. Iemand is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van dakloosheid. Maar als dat niet lukt, is de overheid er om iemand zo te ondersteunen dat hij zijn leven zo snel als mogelijk weer op de rails krijgt.

Stond de afgelopen vier jaar (1e fase) het onder dak brengen van mensen centraal, in de
komende periode (2e fase) willen het Rijk en de vier grote steden voorkomen dat mensen (weer) dakloos raken en op het zoveel als mogelijk (blijven) participeren van mensen in de samenleving.

Hoofddoelen voor de 2e fase zijn:
  • Het voorkomen van nieuwe dak- en thuislozen door te investeren op preventie van uitval en op het voorkómen van terugval
  • In zorg en opvang brengen van mensen die nu nog dakloos zijn en verbeteren van de doorstroom
  • Bevorderen dat mensen die in zorg en opvang zitten uitstromen en reïntegreren en participeren in de samenleving


Om de ambities te verwezenlijken gaat de G4 samenwerken met nieuwe partners in de wijk en de verbinding leggen met welzijn. De eigen kracht van mensen is hierbij het uitgangspunt: mensen nemen binnen hun mogelijkheden en talenten maximaal deel aan de samenleving. Zij dragen daarbij zelf bij aan hun herstel.
(Rijksoverheid, 2011)

Het onderzoek heeft bewezen dat dak- en thuislozen wel degelijk open staan voor verandering. Ze willen wel uit de situatie komen, maar vaak hebben ze hier de middelen en de motivatie vanuit zichzelf niet voor. Als er dus meer interesse en hulp komt voor dak- en thuislozen kunnen we erachter komen wat ze nodig hebben. Hierop kunnen er dan bijvoorbeeld plannen worden opgesteld zodat ze weer terug kunnen naar het “normale” leven.


Bronnen

De Jager, H., Mok, A.L., & Sipkema, G. (2009). Grondbeginselen der Sociologie (13de dr.) Groningen/Houten: Noordhoff.
(Hieruit: Hoofdstuk 12 en 13).

Jager, H. de., Mok, A.L. & Sipkema, G. (2009). Grondbeginselen der Sociologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. (Hieruit: Hoofdstuk 9, Hoofdstuk 10 en Hoofdstuk 11)

Rijksoverheid. (2011) Plan van aanpak Dak- en thuislozen. Uitgegeven op: 4 april 2011. Geraadpleegd op: 4 juni 2014.
Van:
http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/04/13/plan-van-aanpak-dak-en-thuislozen-2e-fase/pva-mo-fase-ii-3.pdf